Spraak- en taalproblemen bij kinderen

1. Vertraagde spraak- en taalontwikkeling/spraak- en taalontwikkelingsstoornis

Meer informatie »

Vertraagde spraak- en taalontwikkeling/spraak- en taalontwikkelingsstoornis

Men spreekt van een vertraagde spraak- en taalontwikkeling wanneer een jong kind in zijn spraak en taal duidelijk achterblijft bij leeftijdgenootjes. In tests wordt dit uitgedrukt in een vertraging van ongeveer een half jaar. Men spreekt van een spraak- en taalontwikkelingsstoornis als deze achterstand ongeveer een jaar bedraagt. Een vertraagde spraak- en taalontwikkeling of een stoornis kan samenhangen met andere stoornissen zoals slechthorendheid of een algehele ontwikkelingsachterstand. Maar het komt ook voor dat het kind slecht spreekt zonder dat er een duidelijke oorzaak voor gevonden wordt.

Wat doet de logopedist?

De logopedist verricht (stem)onderzoek, stelt de logopedische diagnose en maakt een behandelplan. Er zal gewerkt worden aan de ademing, adem-stemkoppeling en aan een ontspannen manier van stem geven. De logopedist beschikt hierbij over verschillende technieken en oefeningen. Ook wordt bekeken hoe het stemgebruik van de patiënt in het dagelijks leven is, om advies op maat te kunnen geven.

2. Meertaligheid

Meer informatie »

Meertaligheid

Er wordt gesproken van twee- of meertaligheid wanneer kinderen tijdens hun ontwikkeling in aanraking komen met meer dan één taal. Het gaat hierbij om kinderen van anderstalige ouders die thuis hun moedertaal gebruiken en buitenshuis (peuterspeelzalen of op school) het Nederlands als tweede taal leren. Kinderen die vanaf de geboorte twee talen aangeboden krijgen, leren die talen net zo goed als kinderen die één taal leren

Wat doet de logopedist?

De logopedist onderzoekt uitgebreid de taal en de spraak van het kind. Daarbij wordt gebruik gemaakt van gestandaardiseerde tests. De logopedist traint het taalbegrip en verbetert het luistergedrag; er wordt gewerkt aan de woordenschat, de zinsbouw en de uitspraak (verstaanbaarheid). De ouders of verzorgers zijn zoveel mogelijk bij de behandeling aanwezig.

3. Slissen en lispelen

Meer informatie »

Slissen en lispelen

Bij slissen of lispelen wordt de /s/ verkeerd uitgesproken. Bij lispelen wordt de tong naar voren tussen de snijtanden geduwd tijdens het spreken. Bij slissen wordt de tong zijwaarts tussen de kiezen geduwd waardoor de lucht ontsnapt tussen kiezen en wangen. Slissen en lispelen gaan vaak samen met afwijkende mondgewoonten.

Wat doet de logopedist?

Behandeling van slissen en lispelen zal in vrijwel alle gevallen voorafgegaan worden door het verbeteren van de mondmotoriek via Orale myofunctionele therapie.

Wanneer de mondmotoriek verbeterd is zal de therapie zich richten op de uitspraak. Eerst wordt geleerd alleen de /s/ goed uit te spreken, daarna volgt de /s/ in lettergrepen, woorden en zinnen. Tenslotte moet de goede uitspraak gebruikt worden in het gewone spreken.

4. Stotteren

Meer informatie »

Stotteren

Stotteren is een spraakstoornis waarbij de spraakbeweging niet vloeiend verloopt. Klanken of lettergrepen worden herhaald of verlengd. Soms worden ze er met veel spanning uit geperst. Daarnaast kunnen zich begeleidende symptomen voordoen. Voorbeelden zijn: meebewegingen in het gezicht en van lichaamsdelen, verstoring van de adem, transpireren en spanning.

Naast deze zichtbare en hoorbare symptomen zijn er ook verborgen symptomen. Vermijden van situaties, bepaalde woorden of klanken omzeilen, gebrek aan zelfvertrouwen en angst om te spreken zijn hier voorbeelden van. Stotteren kan de communicatie ernstig verstoren. Stotteren kan zich voordoen bij jonge kinderen, maar het kan zich ook op latere leeftijd, bijvoorbeeld tijdens de puberteit, ontwikkelen. Het is van belang om onvloeiendheden tijdig te laten onderzoeken door de logopedist. Verwijzing naar een stottertherapeut kan noodzakelijk zijn. Zie ook stotteren.nl.

Wat doet de logopedist?

De logopedist zal een onderzoek doen naar de ernst van het stotteren. Zijn er problemen op het gebied van de spraakmotoriek, zijn er taalproblemen, emotionele factoren, omgevingsfactoren of combinaties daarvan? Nagegaan wordt hoe het stotteren zich heeft ontwikkeld. Bij kinderen worden de ouders/verzorgers en het gezin bij de behandeling betrokken. Soms bestaat de begeleiding uit indirecte therapie, waarbij de omgeving van het kind voorlichting en adviezen krijgt. Het kind kan ook zelf direct behandeld worden, maar niet zonder medewerking van zijn omgeving. In de pubertijd en bij volwassenen richt de behandeling zich op de factoren die van invloed zijn op het totale stotterprobleem: emoties, gedachten en omgeving. In deze gevallen wordt door ons in eerste instantie meestal doorverwezen naar een stottertherapeut.

5. Broddelen

Meer informatie »

Broddelen

Broddelen is een stoornis in het spreken, die zich uit als een niet-vloeiende of aritmische, moeilijk verstaanbare spraak. Opvallend zijn een slappe uitspraak en een hoog spreektempo, het ineenschuiven van woorden (bijvoorbeeld ‘tevisie’ in plaats van 'televisie': telescopische spraak), stopwoordjes, snelle woordherhalingen en klankherhalingen, en moeilijkheden met het formuleren van gedachten, ook schriftelijk.

Broddelen kan samen gaan met hyperactiviteit en een slechte concentratie, maar dit hoeft echter niet. De luisteraar zal de persoon die broddelt vaak slecht verstaan. Doordat er bij broddelen herhalingen van woorden en klanken zijn, lijkt het soms op stotteren. Een duidelijk verschil met stotteren is dat de broddelaar niet opmerkt dat zijn spreken herhalingen en onduidelijkheden vertoont en de stotteraar wel.

Wat doet de logopedist?

De behandeling zich vooral op bewustwording van de eigen spraak, uitspraaktraining, spreektempovertraging, training in correct formuleren en ritme- en intonatietraining.

Wanneer u twijfelt of de spraak/taalontwikkeling van uw kind goed verloopt, kunt u hier een sneltest afnemen.